Het verleden in handen van de dorpsgek
Door: Rob
Blijf op de hoogte en volg Rob
31 Augustus 2009 | ,
Wie Peru zegt, denkt meteen aan de Inka’s. Dat deed ik vooraf ook. Ik verwachtte heel wat Inkaruïnes te bezoeken. Tot mijn verbazing kwamen we de eerste twee weken geen enkel Inkabouwwerk tegen, maar wel allerlei constructies van eerdere beschavingen. Het hoogtepunt daarvan was Nasca: mysterieuze figuren die in de kustwoestijn zijn uitgegraven en die je vanuit een vliegtuigje kunt bekijken.
Het Inkarijk heeft eigenlijk maar relatief kort bestaan, ongeveer een eeuw. De hoogontwikkelde beschavingen van voor die tijd zijn ondergesneeuwd geraakt. Voor een deel kwam dat door die vermaledijde Inka’s. Toen de Spanjaarden in Peru kwamen, er allerlei bouwwerken aantroffen en vroegen wie die had gemaakt, eisten de Inka’s alle eer voor zich op.
Dat laatste las ik in het boek ‘The Conquest of the Incas’ van John Hemming, dat ik kort na aankomst in Lima kocht. Ik kan het iedereen aanraden die naar Peru reist en geïnteresseerd is in geschiedenis. Hemming heeft tijdens de reis heel wat vragen beantwoord en misverstanden opgehelderd.
Het heeft me altijd gefascineerd dat Francisco Pizarro met 150 man erin slaagde het Inkarijk te veroveren. Ik dacht dat hij dat kon doordat de Spanjaarden over vuurwapens beschikten en de Inka’s panisch werden van ‘donder en bliksem uit stok’. Dat blijkt niet helemaal waar. De Spanjaarden maakten bij de verovering nauwelijks gebruik van vuurwapens, omdat de techniek nog inefficiënt was. Ze slaagden er keer op keer in veel grotere Inkalegers in de pan te hakken omdat ze op hun paarden en met stalen wapens en bepantsering vrijwel onkwetsbaar waren voor de indianen, die qua oorlogsvoering nog in de bronstijd verkeerden. Ander misverstand: ik dacht dat de strijd om het Inkarijk gestreden was toen Pizarro en zijn mannen Inka (koning) Atahualpa gevangennamen en afmaakten. Niets blijkt minder waar. Hemming wijdt zijn eerste drie hoofdstukken aan die gebeurtenissen, de overige 22 hoofdstukken handelen over de strijd die in de decennia daarna werd geleverd. Met andere woorden: de Inka’s gingen zeker niet zonder slag of stoot ten onder.
Zoals het een goed stuk geschiedenis betaamt, gaat de historie van de Inka’s gepaard met controversies en gevoeligheden. Dat merkte ik toen ik in de trein op de terugweg van Machu Picchu in gesprek raakte met een Peruaan. Hij bleek erg geïnteresseerd te zijn in geschiedenis en kon me van alles vertellen. Op een bepaald moment maakte ik de opmerking dat het me verwonderde dat een handvol Spanjaarden in een mum van tijd het Inkarijk kon veroveren, terwijl ze er nooit in slaagden de indianen in Araucanië, een veel minder ver ontwikkelde beschaving in het zuiden van Chili en Argentinië, op de knieën te dwingen. Mijn Peruaanse gesprekspartner reageerde opvallend fel op die opmerking. Hij kwam met allerlei argumenten waarom de situaties niet te vergelijken zouden zijn. Waarschijnlijk interpreteerde hij mijn opmerking als een moreel oordeel over de vechterskwaliteiten van Inka’s en Mapuches in het licht van de huidige naties. Met andere woorden: Peruanen zijn watjes en Chilenen knokken als de besten.
De twee landen liggen elkaar toch al niet, want Chili heeft Peru in de Pacifische Oorlog, ruim 120 jaar geleden, in de pan gehakt en een groot stuk land van Peru ingepakt. Dat zit ze daar nog altijd niet lekker. Als ik vroeg: ‘Wat vinden jullie van de Chilenen?’, was het antwoord in eerste instantie meestal: ‘Wij hebben helemaal geen problemen met de Chilenen’. Als ik doorvroeg, bijvoorbeeld over de door beide landen geclaimde nationale drank pisco, bleek er toch wat zeer te zitten. Pisco was Peruaans, dat stond buiten kijf. De Chilenen hadden het handig geroofd en waren arrogant.
Terug naar de kern van mijn verhaal. Beter gezegd: laat ik tot de kern van mijn verhaal komen. Wie de Peruaanse geschiedenis wil leren kennen, wordt in het land zelf niet bepaald op z’n wenken bediend. In tentoonstellen zijn de Peruanen namelijk compleet waardeloos. Toine en ik hebben ons keer op keer kapot lopen ergeren aan het gebrek aan informatie.
In musea vind je nauwelijks bordjes met uitleg. Er zijn geen folders beschikbaar waarin staat wat er te zien is. Voor mij was het erg, voor Toine, die geen Spaans spreekt, moet het helemaal dramatisch zijn geweest. De twee musea waar we ons het meest op verheugden, het Museo de la Nación in Lima en het Museo Inka in Cusco, vielen bitter tegen. Beide boden dodelijk saaie exposities waar geen touw aan vast te knopen was. De enige goed opgezette tentoonstelling die we hebben gezien was in Lima, over het terrorisme in het recente verleden van het land. Interessant, maar daarvoor waren we niet naar Peru gekomen.
Op archeologische plaatsen was het gebrek aan informatie nog frustrerender. Aangezien de Lonely Planet erg weinig inhoudelijke informatie geeft over bezienswaardigheden, liepen we een beetje verloren rond tussen de hopen stenen. Soms was met pijlen een route aangegeven die je kon lopen, maar het werd aan de fantasie overgelaten wat je precies zag. De ruïnes die we bezochten waren stuk voor stuk indrukwekkende bouwwerken, maar zonder verdere informatie blijven het kale hopen steen.
In het fort van Ollantaytambo kreeg ik opeens een ingeving. Ik haalde Hemming uit mijn tas en zocht in het register naar informatie over die plek. Hij wijdde een paar pagina’s aan de slag tussen Inka’s en Spanjaarden die er had plaatsgevonden. Daardoor kwam het fort voor ons enigszins tot leven. We konden ons voorstellen hoe de Spanjaarden door het dal waren komen aangalopperen, hoe ze van alle kanten bestookt werden door de indianen en hoe ze hadden geprobeerd het fort te bestormen.
Eigenlijk is het triest dat we onze informatie moesten halen uit een boek van veertig jaar oud. We hebben gespeculeerd over het waarom van het gebrek aan informatie. Aan de vraag kan het niet liggen, want op al die plekken komen hartstikke veel toeristen. Ik kan me voorstellen dat ze de oorspronkelijke sfeer van de ruïnes niet willen verpesten door overal borden neer te zetten. Maar zo’n moeite is het toch niet om bij de ingang informatiefolders in het Spaans en in het Engels uit te delen? De entree is immers niet goedkoop. Misschien is het gebrek aan voorlichting een verkapte vorm van werkverschaffing. Het maakt bezoekers afhankelijk van gidsen, waardoor een hele groep Peruanen van werk wordt voorzien.
Zo’n gids kan je bezoek maken of breken, merkten we. De man die ons rondleidde bij de begrafenistorens van Sillustani kakelde onsamenhangende feiten in het Spaans en Engels door elkaar, plakte het stopwoordje ‘no?’ achter iedere zin en gebruikte voortdurend het lijzige ‘my friends’, waar mijn nekharen recht van overeind gingen staan. Later hoorden we dat er bij die torens een interessant museum was, waar die eikel ons niet heen had gebracht. Ter plekke besloot ik dat we niet meer met een groep met gids mee zouden gaan, temeer daar ik het vrij deprimerend vond om achter een groep die voornamelijk uit ouderen bestond aan te sjokken.
Maar goed, zonder gids loop je maar een beetje doelloos door tempels en forten rond. Na Machu Picchu, waar we gelukkig wel een prima gids hadden, kregen we weer wat meer vertrouwen. Zoveel dat we besloten bij het fort van Pisaq een heuse privé-gids in de arm te nemen. Een kerel die bij de ingang stond te wachten wilde ons voor vijf euro wel rondleiden. Maar omdat we hadden afgedongen, zou hij zijn praatje niet in het Engels houden. Ik vond het wel een beetje vreemd dat hij bij mijn eerste tegenbod direct toehapte, maar vooruit. Het figuur begon zijn verhaal, maar na drie zinnen onderbrak ik hem. Hij kraamde namelijk allerlei nietszeggende algemeenheden uit en leek totaal niet te weten waar hij het over had. Ik vroeg hem of hij een officiële accreditatie kon laten zien. Nee, maar hij was student en probeerde op deze manier zijn studie te bekostigen. Kul. Als hij student was, ben ik professioneel salsadanser. Moest ons weer gebeuren dat we de dorpsgek aan de haak hadden geslagen. Ik zei hem dat we liever op eigen houtje de ruïnes bezochten en bedankte hem vriendelijk. Hij onderging zijn lot lijdzaam, protesteerde niet eens. Waarschijnlijk was hij gewend te worden weggestuurd. En dus liepen we alsnog verloren rond, maar gelukkig niet met een blok van vijf euro aan ons been.
De moraal van dit verhaal: Peru heeft een ontzettend boeiende geschiedenis, maar je moet voor je op pad gaat echt een paar goede boeken en gidsen aanschaffen om dat verleden te leren kennen.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley